7 juli 2022

Werken in de creatieve sectoren

Je komt ze met enige regelmaat tegen in de literatuur: straatarme kunstenaars. Denk aan de berooide journalist in Knut Hamsuns roman Honger en de schrijver Koekebakker in Nescio’s verhaal De uitvreter. Het gaat in beide gevallen om éénpitters die op een koude, tochtige zolderkamer prachtige dingen scheppen, maar niet of nauwelijks van hun creaties kunnen rondkomen. Hamsun en Nescio creëerden hun personages meer dan honderd jaar geleden, maar het beeld dat ze hebben neergezet is hardnekkig. Zo wordt de creatieve sector ook vandaag de dag nog gezien als “achtergesteld en kwetsbaar”. Maar klopt dat beeld?

Ellen Loots (Erasmus Universiteit Rotterdam) en Arjen van Witteloostuijn (Vrije Universiteit Amsterdam) hebben die vraag beantwoord. Ze deden, met financiering van Instituut Gak, onderzoek naar “Inkomens en verdienvermogen in creatieve sectoren” in Nederland. Het onderzoek biedt inzicht in het inkomen van kunstenaars, de oorzaak van de inkomensverschillen en de manieren om de inkomenspositie van de mensen in creatieve sectoren te versterken.

Complexe sector

Loots en Van Witteloostuijn laten zien dat “de creatieve sector” een veelkoppig monster is. Loots vertelt dat ze de sector in vier groepen hebben opgedeeld: “Er zijn veel verschillende omschrijvingen van de creatieve sector in de academische literatuur. Wij zijn pragmatisch met het begrip omgegaan. Je kunt het zien als vier schillen. In de kern zitten de creatieve kunsten, zoals literatuur, muziek en visuele kunst. Daaromheen zit een culturele sector met musea, galeries en bibliotheken. Dan volgt een schil met gedrukte media, tv en radio en computerspellen en tot slot een cirkel met een verwante industrie van architectuur, design en mode. Het is een model dat internationaal wordt gebruikt.”

Lagere inkomens

Het beeld van de “arme en kwetsbare kunstenaar” klopt tot op zekere hoogte. Loots en Van Witteloostuijn constateren in hun rapport dat het doorsnee bruto jaarinkomen van kunstenaars beduidend lager ligt (€ 32.000) dan het doorsnee inkomen van de werkzame beroepsbevolking (€ 41.000). Binnen de groepen zijn er wel grote verschillen. Zo maakt het nogal uit of je een ontwerpend beroep hebt, zoals architect, of een beeldend beroep, zoals kunstschilder. De eerste verdient bijna driemaal zo veel als de tweede. Loots was niet verrast door deze resultaten. “Het inkomen wordt al langer gemonitord. Wat mij wel in negatieve zin verraste was het enorme inkomensverschil tussen mannen en vrouwen. In de creatieve sectoren verdienen vrouwen beduidend minder dan mannen.”

Loots benadrukt dat het om gemiddelden gaat. Zo is de kunstenares Marlene Dumas volgens Quote al jaren miljonair en sinds het overlijden van Karel Appel de bestverdienende kunstenaar in Nederland. Daar staan heel wat kunstschilders tegenover die van hun werk niet kunnen rondkomen en zich moeten redden met bijbaantjes. Het onderzoek laat zien dat slechts de helft van de mensen met een creatief beroep dit op voltijdse basis uitoefent. Het zijn ook negen van de tien keer zzp-ers. Wie wel in loondienst werkt heeft meestal een flexibel of tijdelijk contract.

Oorzaken inkomensverschillen

In het rapport wijzen Loots en Van Witteloostuijn op verschillende oorzaken voor de inkomensverschillen. Zo blijkt uit de gebruikte vragenlijsten dat ondernemingszin relevant is. Loots: “Wat mij in positieve zin verraste was dat ondernemerskwaliteiten een positieve invloed hebben op verdiensten. We noemen dat ‘ondernemend zelfvertrouwen’. Denk aan het herkennen van kansen en die vervolgens grijpen en het goed kunnen inschatten van risico’s.”

Willen mensen in de creatieve sectoren financieel succesvol zijn, dan moeten ze zich als elke andere ondernemer opstellen. De onderzoekers schrijven dat succesvolle kunstenaars hun klanten moeten bedienen, kansen moeten grijpen, goed met geld moeten omgaan en een goed netwerk moeten opbouwen. “Hier is een acteur, beeldhouwer of fotograaf niet anders dan een bakker, fietsenproducent of platformbouwer.” Loots en Van Witteloostuijn suggereren in hun rapport dat het stimuleren van die ondernemende vaardigheden tot hogere inkomens kan leiden.

Trends en aanbevelingen

Loots en Van Witteloostuijn signaleren een aantal trends. Zo bieden “crowdfunding” en “matchfunding” steeds meer mogelijkheden om kunstprojecten te realiseren. Bij crowdfunding halen kunstenaars geld op bij een grote groep supporters. Het platform Voordekunst, een website waar kunstenaars een campagne kunnen beginnen, is een goed voorbeeld. Bij matchfunding dragen publieke partners bij aan projecten. Loots en Van Witteloostuijn juichen de trend toe en vinden dat de kennis over deze mogelijkheden onder kunstenaars moet worden vergroot.

Een andere trend is het ontstaan van meer coöperatieve en collectieve organisatievormen. Steeds meer kunstenaars zien het nut van samen optrekken. Een goed, en vroeg, voorbeeld is Co in Zwolle. Co biedt werkplekken en ateliers aan meer dan 200 ondernemers uit de creatieve sector. Ze werken zowel zelfstandig als gezamenlijk aan projecten, producten en diensten.

De onderzoekers besluiten hun rapport met een reeks aanbevelingen en geven aan wat die voor het onderwijs, het beleid en de creatieve sectoren betekenen. Zo staat in het kunstonderwijs het “artistieke” en “creatieve” centraal, maar is meer aandacht nodig voor de bedrijfsmatige en financiële aspecten van het vak. Zo helpt het wanneer kunstenaars meer weten over eigendomsrechten. Wanneer je als kunstenaar met andere partijen aan een project werkt moet je weten bij wie het intellectuele eigendom ligt. Voor je het weet gaan handige jongens er met de buit vandoor en blijf je met lege handen achter. Ook moet er in het onderwijs meer aandacht komen voor ondernemende vaardigheden. Kunstenaars moeten net als andere ondernemers bijvoorbeeld leiderschap leren tonen en met geld leren omgaan.

Ook voor het beleid zijn er aanbevelingen. Zo kan het beleid de ondernemende kwaliteiten van de mensen in de creatieve sectoren vergroten door het onderwijs op dit gebied te versterken. Loots en Van Witteloostuijn merken verder op dat het beleid nauwlettend in de gaten moet houden of kunstenaars in de armoede terechtkomen. Dit geldt met name voor kwetsbare groepen, zoals vrouwen en mensen met een migratie-achtergrond.

De creatieve sectoren kunnen ook het nodige doen. Kunstenaars zijn vaak einzelgängers. Dat is gezien bovengenoemde trend aan het veranderen. Steeds meer kunstenaars kiezen voor de voordelen van een coöperatie of een andere collectieve vorm van organisatie. Zo kunnen kunstenaars een gebouw, machines en materialen delen, profiteren van elkaars netwerk en gezamenlijk diensten inhuren. Het betekent dat ze goedkoper kunnen inkopen en efficiënter kunnen werken. De schaalvoordelen hoeven niet te koste te gaan van hun artistieke vrijheid. Gezamenlijk optrekken kan gezellig en inspirerend zijn terwijl iedereen binnen het collectief zich zelfstandig en autonoom blijft ontwikkelen.

Wanneer de drie partijen met de aanbevelingen aan de slag gaan kan het beeld van een “achtergestelde en kwetsbare” creatieve sector definitief tot het verleden gaan behoren.

Jaco Berveling

Lees hier het eindrapport.

Terug omhoog