Meerjarig onderzoek naar positie Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten
“Inzetten op betere kwaliteit van werk”
Dat de positie van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europese (MOE) landen als Polen, Bulgarije, Roemenië, Hongarije en Litouwen kwetsbaar is, is bekend. Zeker tijdens de coronapandemie kwamen de soms erbarmelijke leef- en werkomstandigheden van deze kwetsbare groep in de schijnwerpers te staan. De onderzoeksgroep[1] van Brigitte Kroon, hoofddocent Human Resource Studies aan de Tilburg University, samen met promovenda Kornélia Anna Kerti, startte een meerjarig onderzoek naar de mechanismen die de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden van arbeidsmigranten in de glastuinbouw en de distributiesector verklaren.
Welke mechanismen beïnvloeden de positie van arbeidsmigranten? Wat is het perspectief van arbeidsmigranten? Welke ruimte is er voor verbeteracties? Deze drie vragen stonden centraal in de studie.
De titel van het onderzoek, getiteld ‘Werk, welzijn en carrières van Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten in de Nederlandse voedselketen tijdens (en na) Covid-19’, is volgens projectleider Brigitte Kroon eigenlijk beetje misleidend. “We waren in de gelukkige positie dat we al een groep Hongaarse arbeidsmigranten in distributiecentra hadden geïnterviewd voordat de corona-lockdowns ingingen. Elf van hen hebben we vervolgens kunnen volgen tijdens de coronapandemie, toen de slechte positie van arbeidsmigranten volop in het nieuws was. Maar eigenlijk bleek al gauw dat corona een vervelende bijkomstigheid was en dat de kwaliteit van leven en werken niet zozeer negatief beïnvloed werd door de coronamaatregelen, maar sowieso vaak slecht was.”
Hongaarse arbeidsmigranten aan het woord
De Hongaarse arbeidsmigranten die promovenda Kornélia Kerti interviewde over hun leven, carrière, migratietraject en hun ervaringen in Nederland, zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt een minderheid. Zij vormen met 22.000 geregistreerde landgenoten, na de Polen (194.000), Bulgaren (60.000) en Roemenen (52.000) de op drie na grootste groep arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa in Nederlandse distributiecentra (CBS 2024).
De geïnterviewden waren voordat ze in Nederland aan de slag gingen actief als maatschappelijk werker, ambtenaar, elektricien, architect, bouwvakker of fabrieksarbeider. Voorafgaand aan de pandemie oordeelden zij verschillend over de kwaliteit van werk in distributiecentra, afhankelijk van hun verwachtingspatroon. Vooral degenen die in Hongarije een hogere functie hadden bekleed, gaven aan zeer ontevreden te zijn met de werkomstandigheden in de Nederlandse distributiesector. Wanneer de functie in het thuisland ongeveer hetzelfde opleidingsniveau vereiste als werk in de distributiesector, werd hun oordeel over de arbeidsomstandigheden vooral beïnvloed door het hogere loon in Nederland. Degenen met een arbeidsgeschiedenis met alleen maar tijdelijk, onzeker werk waren vooral positief over de kwaliteit van hun werk als zij een vaste aanstelling konden bemachtigen. De tijdens de pandemie nogmaals geïnterviewde arbeidsmigranten (11 van de 18) schetsen een divers beeld als het om hun ervaringen tijdens de covidperiode ging. Kroon: “Het blijkt dat de coronaperiode niet per definitie voor iedereen slecht uitpakte. Sommigen wisten hun loopbaan te verbeteren, of gingen een opleiding volgen. Velen echter voelden de druk om door te werken, bang anders hun baan én woonruimte te verliezen. Voor hen betekende corona nog een schepje ellende op de ellende die er al was.”
Onderzoeker aan de slag
Om het werk als orderpicker zelf te ervaren en kennis op te doen, ging onderzoeker Kornélia Kerti in alle openheid zes weken aan het werk in een magazijn. “Een werkgever met goede intenties met veel vaste contracten”, licht Brigitte Kroon toe. “Een werkgever die zelf ook benieuwd was hoe Kerti het werk zou ervaren en wat anders zou kunnen.”
De dagelijkse aantekeningen van Kerti leverden veel inzichten op over wat distributiewerk emotioneel en lichamelijk betekent voor arbeidsmigranten. Ze ervoer zelf hoe het verwachtingspatroon dat gekoppeld is aan mensen die magazijnwerk doen een weerslag had op haar gedrag. Ze noteerde verstoorde slaap, fysieke vermoeidheid – met slechte gewoonten zoals roken en het nuttigen van ongezond voedsel eten als gevolg. De hoge werkdruk en werktempo droegen bovendien bij aan onveilig werkgedrag, zoals te zwaar tillen. Qua emoties noteerde ze hoe de lange dagen met werk dat zinloos en betekenisloos voelt hun tol eisten.
Door te werken als migrant tussen andere migranten viel haar het belang van Nederlandse of Engelse taalbeheersing weer op. Vooral arbeidsmigranten met een taalbarrière deden het minst aantrekkelijke werk. Hoewel ook in dit bedrijf taallessen werden georganiseerd, gaf het management toe dat die maar weinig werden gevolgd. Kerti ervoer tijdens de zes weken zelf hoe pittig het is om een taal te leren na een zware werkdag.
Actieonderzoek
De meerjarige studie naar de positie van arbeidsmigranten uit MOE-landen is met een zogeheten actieonderzoek afgesloten. Belanghebbenden uit de eerder geïnterviewde groepen zoals arbeidsmigranten, uitzendbureaus, inlenende bedrijven, vakbonden, beleidsmakers en ngo’s werden bij elkaar gebracht. Uit alle deelonderzoeken was al gebleken dat uitzendbureaus een belangrijke rol spelen als het gaat om het bieden van werk, regelen van huisvesting en vervoer van arbeidsmigranten naar het werk. De discussie over de kwaliteit van uitzendwerk lijkt soms vast te zitten. De vraag die daarom tijdens drie sessies op tafel lag was hoe je mechanismen, die ervoor zorgen dat slechte arbeidsomstandigheden in de glastuinbouw en magazijndistributie blijven voortbestaan, kunt doorbreken.
“Tegenstrijdige belangen lijken moeilijk te overwinnen”, merkte Kroon. Toch kwamen deelnemers met aanbevelingen zoals meer controle op naleving van regelgeving, waardoor de slechte uitzenders of werkgevers sneller worden aangesproken. Ook zou ketenverantwoordelijkheid en bewustzijn bij klanten over het reilen en zeilen in de keten kunnen bijdragen aan verbeteringen. “Een beetje parallel aan wat er nu gebeurt in de kledingindustrie”, zegt Kroon. “Dat je als consument denkt: hé hoe kan het dat ik voor een paar tientjes een spijkerbroek kan kopen. Wat is daaraan voorafgegaan?”
Naast goede arbeidsomstandigheden moeten arbeidsmigranten ook kunnen rekenen op fatsoenlijke huisvesting. Daar ligt volgens de deelnemers ook een rol bij beleidsmakers. Niet zomaar goedkeuring geven aan een distributiecentrum aan de rand van de stad, zonder dat er goed en sociaal huisvestingsbeleid is ontwikkeld voor de werknemers. “Strategisch nadenken over welke economische activiteiten je waar doet”, legt Brigitte Kroon uit. “Wat betekent een nieuw distributiecentrum voor de leefomgeving? Wat betekent het voor de mensen die daar gaan werken, waar moeten die gaan wonen? Provincies en gemeenten moeten veel beter nadenken over het samenspel tussen economische, sociale en milieubelangen. De noodzaak van een continue dialoog tussen alle betrokkenen wordt in dit onderzoek weer bevestigd.”
Goed werkgeverschap
Volgens Kroon heeft haar onderzoeksgroep belangrijke antwoorden gevonden op de drie onderzoeksvragen die aan de basis van de studie lagen. “Kwaliteit van werk begint met goed werkgeverschap op de werkplek”, zegt ze. “Een sociaal en fysiek veilige werkplek, een gemeenschappelijke taal hanteren, het bieden van baanzekerheid en het garanderen van onafhankelijkheid om eigen keuzes te kunnen maken zijn cruciaal voor het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten. Wat in het debat vaak wordt onderschat is de diversiteit van de populatie arbeidsmigranten qua nationaliteit en achtergrond. Goed werkgeverschap betekent oog hebben voor arbeidsmigranten als individuele werknemers met diverse behoeften. Ongezonde stereotypen dat alle Oost-Europeanen graag zonder klagen zwaar werk doen houden arbeidsmigranten juist in een kwetsbare positie.”
Kroon hoopt met het onderzoek bij te kunnen dragen aan het bewustzijn over de positie van arbeidsmigranten. “Linksom of rechtsom zullen we moeten inzetten op betere kwaliteit van het werk, zodat je mensen behoudt. Of het nu Nederlanders of collega-Europeanen zijn.”
Tekst: Pien Heuts
Meer informatie:
https://nidi.nl/demos/leven-werk-en-loopbanen-van-arbeidsmigranten-in-uitzendwerk/
[1] De onderzoeksgroep van Brigitte Kroon, hoofdocent Human Resource Studies aan de Tilburg University, bestond uit promovenda Kornélia Anna Kerti, bijzonder hoogleraar HRM en sociale zekerheid Charissa Freese, en collega’s van de Radboud Universiteit Marloes van Engen, hoofddocent Strategisch Personeelsmanagement en Inge Bleijenbergh, hoogleraar Actieonderzoek.